‘t Witte Wiefje
‘t Was een boerenzoon op een avond vroeg
Lopend door een weiland naast de sloot
Ondanks waarschuwingen van man genoeg
“Bij de brug vindt gij de dood!”
En de mist hing over het lange gras
Toen hij daar een jonge vrouw zag staan
Met een bos warrig haar dat sneeuwwit was
En een lijkbleek kleedstuk aan
Zijn hart stond stil en vol angst zag hij
Hoe zij langzaam naar zijn zijde schreed
Armen uitgestoken riep ze “Dans met mij!”
En greep zijn beide handen beet
Eerst nog dacht die knaap “Daar kom ik goed vanaf,
Dat er niets gevaarlijks is gebeurd!”
Maar die mooie meid bleek al snel zijn graf
Toen ze hem had meegesleurd
Onder de grijze maan
Tot zijn laatste ochtendzon
Danste hij tot hij niet meer kon
Met op haar bleek gelaat niet de allerminste blos
Liet zij toen hij stierf pas los
‘t Was een boerenzoon op een avond vroeg
Lopend door een weiland naast de sloot
Ondanks waarschuwingen van man genoeg
“Bij de brug vindt gij de dood!”